Raskenmerken
Herkomst: Vlaanderen.
Algemeen voorkomen:
Het Brakelhoen is een tamelijk fors, nauwelijks middelhoog gesteld landhoentype; het is tamelijk gestrekt, rechthoekig van bouw met diepe, brede borst en goed ontwikkelt, diep achterdeel. De lange vlakke rug is iets aflopend naar achter en gaat in een stompe hoek over naar de enigszins opgerichte staart. De kop is krachtig met daarin grote, donkere ogen, omgeven door een zwartachtige oogrand. De middelgrote kam is bij de haan rechtop geplaatst en bij de hen valt hij naar een zijde om.
Eigenschappen:
Het Brakelhoen is levendig van aard, vliegt gemakkelijk en verkiest een vrije uitloop, al zijn Brakels ook goed te houden in een beperkte ruimte. Ze zijn gehard, bestand tegen een wisselvallig klimaat, weerstandig tegen ziekten, zeer actief en opmerkzaam; ze zijn vroegrijp; de leg is zeer goed: gemiddeld 180 witschalige eieren met een gewicht van ongeveer 65 gram. Ze worden weinig broeds. De opfok brengt weinig problemen mee; men moet wel opletten voor vochtigheid bij kuikens.
Beschrijving van de haan:
Zie tekening Delin 1927. Deze foto is terug te vinden in het Brakelboek ook boven deze pagina.
Houding: van voren iets opgericht.
Romp: breed, diep en gestrekt; enigszins rechthoekig; licht naar achter aflopend; achterdeel breed en diep.
Hals: middelmatig lang; naar boven toe verdunnend en een weinig gebogen.
Halsbehang: overvloedig ontwikkeld, reikend tot op de schouders en de rug.
Rug: lang en breed; iets naar achter aflopend.
Zadelbehang: goed ontwikkeld.
Borst: breed en diep; goed gerond en naar voren gedragen.
Vleugels; goed ontwikkeld; Vast en goed aangesloten aan de romp, zonder voorbij de romp uit te steken; vleugeleinden zijn verborgen onder het zadelbehang.
Staart: goed ontwikkeld; in een hoek van 50 gedragen, t.o.v. de grondlijn; Staart stuurveren geopend; sikkels goed ontwikkeld en fraai gebogen; staartdekveren goed aansluitend bij het zadelbehang.
Kop: krachtig met brede schedel; iets afgeplat; gezicht fijn van weefsel, licht met haarachtige veertjes bezet en rood van kleur.
Kam; enkel; middelgroot; recht en rechtop geplaatst met 5 of 6 driehoekige, regelmatig gevormde kamtanden; kamhiel niet te lang, volgt een bijna horizontale lijn en staat vrij van de schedel; fijn van weefsel; rood met soms sporen van donker pigment.
Kinlellen: middellang; goed afgerond afhangend; fijn van weefsel en fel rood.
Oorlellen: middelgroot; amandelvormig en glad; vlak aanliggend; liefst met witte kleur, waarin iets blauw is toegestaan.
Snavel: middellang en krachtig; licht gebogen; in een goede verhouding tot de schedel; hoornkleurig met een weinig leiblauw aan de basis.
Ogen: groot en rond; zeer donker tot zwart van kleur met donker pigment in de oogrand.
Benen: middellang; goed uit elkaar geplaatst en van voren gezien recht en evenwijdig aan elkaar.
Dijen: tamelijk lang; voor een gedeelte schuilgaande in de buikbevedering; hielgewrichten goed uitkomend.
Loopbenen: middellang; glad en fijn geschubd; leiblauw van kleur.
Nagels: hoornkleurig; witte nagels zijn toegestaan bij de zilverkleurige en bij de witte variëteit.
Tenen: 4 tenen; sterk; goed gespreid; leiblauw van kleur.
Bevedering: vol; glad aanliggend; donspartij gesloten.
Beschrijving van de Hen:
Behalve de secundaire geslachtskenmerken geldt hier alles zoals bij de haan, behalve: Hals: middellang; naar onder voller wordend. Halskraag: goed ontwikkeld. Rug: breed, lang en vlak (bijna horizontaal); slechts zeer weinig aflopend naar achter. Staart: goed bevederd; half geopend en onder een hoek van 40 gedragen. Kam: enkel; middelgroot; omvallend naar een zijde, fijn van weefsel; fel rood met soms sporen van donker pigment. Oorlellen: tamelijk klein; amandelvormig; glad; vlak aanliggend; wit van kleur. Kinlellen: gerond; fijn van weefsel; fel rood.
Fouten:
Rechte kam bij de hen (jong dier); iets te lichte ogen; iets wit in het gezicht (bij overjarige); iets rood in de oren; vleugels niet geheel aangesloten; te sterk hellende rug; te gesloten staart.
Ernstige fouten:
Grote rechte kam bij de hen; te smalle bouw; onvoldoende borstdiepte; te hoge of te lage staartdracht; te korte sikkels bij de haan; te kleine kopversierselen bij oude dieren; te weinig ontwikkeld achterlijf bij jonge hennen.
Uitsluitingsfouten:
Bleke ogen; rode of gele oorlellen; verkeerde beenkleur; sporen van geel pigment in de huid of in het hoornachtige gedeelte; afwezigheid van sikkels bij de haan; te horizontale staart; afhangende vleugels; te weinig ontwikkeld achterlijf bij oude hennen; sporen bij hennen.
Standaardgewichten:
Grote Brakels
Haan: jong: 2 kg; overjarig en oud: 2,5 kg. Hen: jong: 1,8 kg; overjarig en oud: 2,2 kg
Brakelkrielen
Haan jong 800 gram. Hen jong 700 gram.
Ringmaat:
Haan: groot 18 mm, kriel 13 mm.
Hen groot 16 mm, kriel 11 mm.
Kleurslagen: Grote Brakels
Blauw, Citroen, Citroen witgeband, Gezoomd blauw, Goud, Goud witgeband, Wit, Zilver, Zilver witgeband, Zwart
Zottegemse zwartkop of zwartkopbrakel
Kleurslagen: Brakelkrielen
Blauw, Citroen, Gezoomd blauw, Goud, Goud witgeband, Wit, Zilver, Zilver witgeband, zwart
De Brakelveer
Brakelveren verschillen allemaal; van de duizenden veren op een Brakel zijn er geen twee hetzelfde. Elke veer is een andere.
Ze verschillen ook per lichaamszone in lengte, breedte, vorm, functie, pigmentatie, tekening, enz. Zo is een kleine sikkel heel verschillend van een staartstuurveer, een borstveer heel verschillend van een slagpen enz.
Meer informatie in het brakelboekje